Al in 1714 was de houten pomp op de Markt zo slecht, dat hij weer geheel nieuw opgebouwd werd door de Burenaar Reynier Moens, samen met meester pompmaker Herman Hendrikx van Meer.
Veel heeft het niet mogen baten want in 1731 vergaderde de drost van het Graafschap Buren met de magistraat van de stad over verbetering van de pomp. Uit de notulen blijkt dat een der motieven tot het bijeenkomen was, het verkrijgen van een betere watervoorziening in verband met brandpreventie. Een zaak van levensbelang voor een stad als Buren met zijn toen nog vele rietgedekte daken en de vele aanwezige hooibergen. Er werd aan gedacht in de pomp een koperen vergaarbak te bouwen, van vijf of zes voet hoog, zodat dan ook eenvoudiger de aanjager of ‘linnensak’ van de brandspuit snel gevuld zou kunnen worden. Er werd besloten tot de bouw van een nieuwe pomp.
Uit de stadsrekening van het jaar 1731 blijkt, dat de werkzaamheden al in volle gang waren. Zo kreeg Jan Verkerk, steenhouwer te Utrecht, zijn loon voor het hakken van stenen voor de nieuwe pomp en Hendrik van Maurik kreeg een vergoeding voor het in de kost nemen van de knecht van de steenhouwer. Het jaar daarop kreeg Cornelis Bos, meester smid te Tricht 54 gulden en 5 stuivers betaald voor geleverd ijzerwerk. Gerrit van den Heuvel uit Tiel ontving vijf gulden voor het aftekenen en schilderen van de letters van de pomp. En Jan Brouwer, meester pompmaker te Tiel ontving 34 gulden voor de vervaardiging van een ‘koopere panne’ en ‘koopere knoppen’. Antoni van Beusekom leverde spijkers en de schilder E. van Heumen ontving 9 gulden voor het stroblauw verven van de loden kap op de pomp en het vergulden van het 'vaasje' en de letters. De vrachtrijder Gerrit Hoen kreeg voor zeven maal heen en weer rijden naar Tiel en naar Tricht (een rit naar Tiel was tien stuivers, naar Tricht acht stuivers), 4 gulden en 6 stuivers.
Tijdens de werkzaamheden stond er een hekwerk om het werkterrein. Op een bepaald moment was het blijkbaar nodig nachtbewaking te hebben, want Jan van Asien krijgt daarvoor 6 stuivers betaald.
Wanneer was de pomp nu klaar?
Op kosten van de stad werden op 1 en 3 september 1732 de timmerlieden en metselaars bij herbergierster Hendrika de Leeuw op bier en wijn onthaald, ter gelegenheid van het gereedkomen en keuren der stadspomp.
Als bijlage van de stadsrekening van 1732 is het bestek bewaard gebleven. Op de omslag staat de volgende tekst:
‘Bestecq van de pomp op de Markt met de aftekeninge van dien. 1732’.
Helaas is de vermelde originele bouwtekening verloren gegaan en evenmin wordt de ontwerper van de pomp genoemd. Uit een marginale aantekening op het bestek blijkt dat de magistraat het metsel- en timmerwerk in een vergadering op 22 maart 1732 goedkeurde, waarna zeven dagen later tot aanbesteding werd overgegaan. Rijk van Offeren nam toen voor 30 gulden het metselwerk aan. De vrijkomende steen bij het afbreken van de oude pomp moest schoon gebikt en elders opgeslagen worden. Het plaveisel moest weer worden hersteld.
Alle materialen werden door de aannemers zelf geleverd, behalve ‘drinkbier ofte cost ook niet stijger gereetschap’. Verder blijkt uit het bestek, dat de onderzijde, voor aan de pomp, een natuurstenen bekleding van ‘blaauw harduyn’ steen kreeg en de zijkanten opgemetseld moesten worden van ‘de beste gebakke klinkers’. In het bovendeel moesten twee ‘blauwe steenen’, ingemetseld aan de voorkant. waarbij de zijkanten in dezelfde vorm gemetseld moesten worden en de pilasters op de hoeken van ‘de beste graauwe klinkers’. De pilasters en muurvlakken moesten worden ingemetseld met gesneden voegen en stootvoegen ‘recht op ende neer’.
Tevens bleek, dat het de bedoeling was de pomp tegen het traptorentje van de kerk aan te bouwen. Maar bij de besteding kwam men daarop terug en werd het een pomp ‘in vierkant in sijn eigen muer beslooten’. Het dak en 'de appel' daarop zouden bekleed worden met lood en daarna beschilderd. De Tielse pompmaker Jan Brouwer moest de oude staande stukken van de pomp afbranden en nieuw daaraan solderen. Tevens zou hij daarop twee nieuwe harten en zuigers moeten maken. De houten vergaarbak bij de buitenkraan moest met lood van binnen bekleed worden en de buitenkranen daaraan vast gesoldeerd.
Dit alles is nu ruim 285 jaar geleden gebeurd en vervanging is daarna nooit meer nodig geweest.
Tot enkele tientallen jaren geleden gaf de pomp nog water. En de brandbestrijdende functie ?. Die heeft het even lang volgehouden, waarbij de Latijnse tekst boven de kranen al die jaren herinnert aan de hoofdreden tot vernieuwing in 1732:
CRASSANTE
FLAMMA
SUM
CIVIBUS
SOLATIO
MDCCXXXII
Vrij vertaald:
“WANNEER DE VLAMMEN HOOG GAAN BEN IK DE BURGERS TOT TROOST”
1732
Bovenstaande informatie is onderdeel van de wandeling Historisch Buren. U kunt deze wandeling lopen met de routekaart die u op de informatiepagina vindt, of maak gebruik van de speciaal ontwikkelde app.